Vlinders vangen 8/x (Journalisten bestaan niet)

Ik luister regelmatig naar de podcast Search Engine, en in de aflevering van 7 maart 2025 was er een reporter te gast, Bobby Allyn. Allyn is een ‘tech reporter’, een journalist dus.

PJ Vogt You’re a journalist, you are a citizen, you are a person living on the internet, like everybody else you are trying to figure out for the next four years, how to be sane, how much attention to pay, where to put your attention. Do you think you learned anything from this reporting experience?

Bobby Allyn: I think I learned.. You know there is a certain amount of cynicism a lot of reporters have sometime covering Trump and covering Musk which is like.. Everyday is a white bronco day, …right? Every day feels like it’s OJ speeding on the freeway in his white bronco it’s like that level of an insane breaking news day and no matter what you do or say or can expose its gonna wash over by the morning. To be optimistic.. I kind of learned that… you know… if you push hard enough maybe there can be some change, maybe there can be pressure, maybe the audience will care, it’s a very noisy chaotic world right now.

Daar dacht ik even, hier klopt iets niet, op een bepaalde manier. Allyn zegt dat elke dag een “breaking news day” is, maar de zin daarna zegt hij dat het moeilijk is om optimistisch te blijven. Maar Allyn is journalist, hij rapporteert. Als elke dag een breaking news day is, dan zou het juist makkelijk moeten zijn om optimistisch te blijven… als journalist. In een hele oude definitie van een journalist die handelt in informatie, is het feit dat jouw rubriek elke dag belangrijk is, toch juist goed nieuws zijn? Het klinkt als een visser die klaagt dat er elke dag zo veel vis in het meer zwemt. Elke dag weer zitten die netten vol met vis.

Even terug naar die reporter uit lang vervlogen tijden. Wat die persoon deed is het volgende: hij was in het Witte Huis, bij een persconferentie, maar er was geen live stream die op youtube werd uitgezonden en er waren geen blogs geen tweets geen live televisie geen sociale media. Alles wat er was, was die journalist en alles wat die journalist deed was stenografisch aantekeningen maken en die zo snel mogelijk via de telegraaf telegrammen doorseinen naar een persagentschap, die de telegrammen doorseinde naar redacties wereldwijd, die de telegrammen verwerkte in artikels die op tijd in een krant gegoten moesten worden zodat de mensen de volgende dag in de trein konden lezen wat er gisteren in het Witte Huis gezegd was geweest.

Die wereld bestaat niet meer, en dus bestaat de journalist niet meer. Zo simpel is het wel. Ja natuurlijk, het woord journalist bestaat nog wel. De redacties bestaan ook nog wel, en ook persconferenties bestaan nog. Het lijkt alsof niets is veranderd, maar alles is veranderd. Want er staat een camera in die persconferentie en die zendt uit op internet en tv. Alles: de journalisten in de zaal, de persagentschappen, de redacties, de kranten, alles is overbodig geworden. We kunnen rapporten rechtstreeks lezen als PDF, de beurskoersen en voetbaluitslagen volgen via apps op onze smartphones, via tiktok en youtube krijgen we live oorlogsverslaggeving, rechtstreeks van de helmen van de soldaten en wat politici vinden weten we al via X. Nergens is nog een gaatje of kiertje over voor informatievoorziening door de journalistieke informatieketen uit de twintigste eeuw. De krant en het achtuurjournaal zijn als samenvattingen van voetbalwedstrijden waar je zelf bij bent geweest.

De functie van handel in informatie is opgeheven, informatie is als lucht. De titel van journalist is een gratis titel geworden. Wat vroeger een enkele kolom was naast het nieuws met een mening of inzicht, de column, het kursiefje, dat is nu gansch de journalistiek geworden. De columnistiek heeft de lege plek van de journalist opgevuld. De krant is een pamflet geworden vol meningen van mensen die eigenlijk geen echt schurende mening kunnen uiten omdat ze bang zijn buiten het fort te vallen.

Net als de titel journalist is ook de titel kunstenaar verhold. Vroeger, als je een portret wilde hebben, dan moest je een schilder inhuren. Nu trek je een selfie. De kunstenaarsindustrie is overbodig geworden. Kunstenaar is een gratis titel geworden. Wie of wat kunst is, wat een kunstenaar is, dat is voorwerp van debat. We kunnen het erover hebben, het is geen ambacht meer maar een gratis titel.

Allyn is burger en journalist, maar ook de titel van burger is gratis. Iedereen is burger, we hebben algemeen stemrecht, burger is een gratis titel geworden. Dus wie kunstenaar, burger, journalist en activist is, hoeft niets te kunnen. Vroeger, toen Herbert Marcuse 20 jaar oud was, moest je nog een agent doodschieten of een bommetje kunnen leggen om jezelf activist te mogen noemen, maar nu is die revolutie overdrachtelijk bedoeld. We kunnen het erover hebben wat nu feitelijk die revolutie is. Wat is kunst? Wat is de revolutie? Wat is journalistiek? Wat is burgerschap?

En dan komt als antwoord wat het in iedergeval wél is. Journalistiek is in ieder geval dat wat verschijnt in de New York Times. Kunst is in ieder geval wel wat tentoon wordt gesteld in het Guggenheim. De aandacht verschuift van het ambacht naar de instituten. Iedereen kan zich journalist of kunstenaar noemen, maar het zijn de instituten, de vaandels, de forten, die ertoe doen, zij creëeren de schaarste die broodnodig is om iets waardevol te maken dat eigenlijk gratis is, eigenlijk niet meer zou mogen bestaan.

Ikzelf ben van de generatie ‘Film’. Toen ik zo oud was als Herbert Marcuse tijdens de Novemberrevolutie was er geen revolutie of bloed in de straten en dus ben ik me niet mijn hele leven als revolutionair of activist gaan associëren, maar wel waren DVD’s toen hot and happening en was het toen nog een hele opgave om een speelfilm te maken. Alleen al het krijgen van een camera was toen een hele operatie, om niet te spreken van een videobewerkingsprogramma. Nu is dat allemaal met een paar AI-prompts te maken en kun je video’s maken en bewerken met je telefoon, maar is de uitdaging dat de speelfilm de weg naar het publiek moeilijker vindt dan in de tijd van een videotheek op elke hoek van de straat. Iedereen kan een film maken, maar mensen hebben niet meer genoeg geduld om een film te kijken. Maar betekent dit dat de Oscars gaan verdwijnen? Of het filmfestival van Cannes of Venetië, dat Hollywood leeg komt te staan en alle bioscopen en filmhuizen de deuren sluiten? Wel nee! Wat er gaat gebeuren is het volgende: de filmindustrie decimeert tot een schim van wat het was, de productie komt volledig in het teken te staan van de marsorders van de Minister van Cultuur (zoals het in de Benelux feitelijk al is) en het debat over wat wel en wat niet cinema is neemt de plaats in van de filmbespreking, kritiek wordt geen recensie meer maar een gesprek over hoe dat publiek moet worden bereikt. De markt wordt volledig uit de filmindustrie gezogen en via de Instituten (de filmfondsen, de filmhuizen) wordt de vraag aan de filmmakers voorgelegd; hoe, in godsnaam, gaan we ons publiek bereiken? Het zijn de vragen die de instituten in de werelden van kunst en journalistiek zichzelf elke dag maar weer blijven stellen. Hoe bereiken we ons publiek, terwijl iedereen zich journalist of filmmaker kan blijven noemen en terwijl de Minister van Cultuur ons scenario schrijft?

Dus die driedeling, kunstenaar, academicus, activist. Journalist, filmmaker, burger. Burgerjournalist en cultuuractivist. Onderzoeker van kunst en film. Het zijn allemaal titels die gratis zijn geworden, vroeger nog een ambacht was, de ene vakman betaalt de andere vakman voor geleverde diensten en producten, loodgieter en kunstschilder, hand in hand. Maar nu is alleen de loodgieter een vakman die geld verdient van klanten, terwijl de kunstschilder hoog boven de ambachten verheven is. De journalist, vroeger een man van het volk die elke dag stenografie vertaalde in telegrammen, nu iemand die niet zo veel meer kan dan de man die in de kroeg of op Facebook zijn mening verkoopt, maar die wel de logica volgt van het zich invechten in de forten die bij de gratie van de Minister van Cultuur mogen blijven bestaan.

Dus als we teruggaan naar de podcast dan maken we mee dat een journalist pessimistisch wordt van te veel nieuws omdat hij eigenlijk geen journalist is. Hij wordt pessimistisch van de actualiteit als burger, niet als journalist. De term journalist en alle instituten, alle kranten en redacties, de infrastructuur, alles heeft een transitie doorgemaakt. De journalist als informatiehandelaar bestaat niet meer, de titel journalist is gratis geworden. Wat telt is niet de dagelijkse bezigheid van de journalist, noch de titel van journalist, nee, wat telt is de club waarvan die journalist lid is, en of hij van een club lid is. Welke clubs, forten, welke vaandels en instituten maken van Allyn een journalist? Dat zijn de NPR de New York Times, the Washington Post en Buzzfeed news. Met die obligate opsomming wordt iemand journalist, dat is het vaandel, dat is hoe iemand zich voorstelt die journalist genoemd wil worden.

In die allegorie van lucht en leegte is er één titel die toch nog wat nadere toelichting verdient, en dat is die van academicus. Die is toch niet gratis zeker? Als Popper Marcuse beschuldigt van luchtfietserij, van het uit de weg gaan van debat, van het verkiezen van complexe nietszeggende filosofen zoals Hegel boven de systeemdenkers zoals Kant, als Brennan bij de minste weerstand bazelt dat hij niet beschuldigd wil worden van obscurantisme, wat is daar dan aan de hand? Wat is er aan de hand in de academische wereld? Dat de revolutie niet meer gaat over karabijnen, de journalistiek niet meer gaat over telegrammen en dat kunst niet meer gaat over portretten, dat kunnen we nog wel begrijpen. Maar dat filosofie niet meer gaat over filosofie, dat wetenschap niet meer gaat over wetenschap, dat is waar deze manmoedige poging om het cultuurmarxisme in een netje te vangen pas echt een uitdagende opdracht wordt.

Zakendoen in Vlaanderen

Op een dag had ik een opdracht om een video te bewerken, die ik aan het neefje van mijn vriendin ging geven, omdat hij student audiovisuele media was. Om gevoel te krijgen bij hoeveel ik hem ongeveer moest betalen had ik een oproepje geplaatst op een freelancewebsite, waar veel Nederlandse freelancers op actief waren. Maar…

De macht van de historicus

Geschiedenis is de studie van verhalen die feitelijk zouden moeten zijn. Geschiedenis is niet, zoals je zou denken, de studie naar het verleden. Talloze studies houden zich bezig met het verleden. Archeologie, bijvoorbeeld, bestudeert het menselijke verleden aan de hand van bodemvondsten. Geologie bestudeert het verleden aan de hand van de bodem zelf. Genealogie bestudeert…

De lucht is groen!

Ik was net aangenomen op mijn eerste baan als verkoper van video’s en daar was een afvalrace aan voorafgegaan waarbij ik dus als één van de winnaars uit de bus was gekomen en om dat te vieren ging ik in mijn eentje nog een flink potje zuipen waarbij de nacht eindigde op de bovenste verdieping…

Plaats een reactie