De negentiende eeuw was de eeuw van koningen en keizers. In België regeerde koning Leopold en hij had het goed voor elkaar. Er lag veel steenkool in zijn land en dat maakte van België een beetje het Qatar van Europa, want steenkool was de beste energiebron van de eeuw. De Industriële Revolutie kon zo over komen waaien uit Engeland: fabrieken, spoorwegen, laat maar komen. Al gauw werd België te klein en begon Leopold over de grenzen te kijken voor uitbreiding. Koning Willem van Nederland was een makkelijk slachtoffer. Willem was zo arm dat hij turf gebruikte als brandstof. Turf! Dat is opgedroogd veen! En weet je hoe hij die turf vervoerde? Niet per trein, want dat kost brandstof en dat had Willem niet. Per trekschuit! Dus die Willem is de geschiedenis ingegaan als ‘Kanalenkoning’ omdat hij kanalen moest graven om zijn turf te vervoeren! Het is allemaal zo zielig dat Leopold er bijna medelijden mee zou krijgen. Maar medelijden met de Hollanders? Dat nooit! Vijftien jaar lang dachten ze hier de baas te kunnen spelen, tijd voor de afrekening. Het aanvalsplan lag al klaar, maar de keizers van Frankrijk en Duitsland vonden het toch geen goed idee. Leopold mocht wel een privékolonie stichten. In het hart van Afrika was nog plek.
Dus zo vertrok koning Leopold naar Afrika om land te claimen en beschaving te brengen. In ruil voor beschaving moesten de inboorlingen rubber verzamelen, een gewilde grondstof met de bloei van de auto-industrie. Haalden de werkers de rubberquota niet dan werden ze afgemaakt. Om geen vuile handen te maken werd dat taakje uitbesteed aan stamgenoten, die zelf ook een quota hadden. Om te bewijzen dat ze hun taak deden moesten ze de rechterhand afhakken van de dode, werkschuwe rubberverzamelaars. Zo wist Leopold zeker dat de Afrikanen hard zouden werken.
De maatregel werd een vicieuze cirkel. Omdat er steeds minder rubber kon worden verzameld vielen er steeds meer doden en daardoor kon er minder rubber worden verzameld. Stammen voerden nu oorlog met elkaar om handen te verzamelen om Leopold tevreden te houden. Uiteindelijk werden ook levende mensen onthand. Er ontstond een handenhandel, manden met handen werden een nieuw betaalmiddel om de koning mee af te kopen. Kortom, Leopold had er een potje van gemaakt. Hij probeerde zijn privékolonie ter grootte van half Europa nog zo goed en zo kwaad als dat kon af te sluiten van de buitenwereld maar het mismanagement begon bij het brede publiek bekend te raken. Uiteindelijk heeft de Belgische regering daarom in 1908 Leopold zijn speeltuin afgepakt en onder het gezag gebracht van de Belgische staat. Het is misschien wat overdreven om te doen alsof het daarna allemaal goed ging, maar slechter kon het in elk geval niet meer worden. Voor Congo bedoel ik. Niet voor Leopold, die heeft een topleven gehad. Ondanks het feit dat hij persoonlijk verantwoordelijk is voor een genocide ter grootte van twee á drie holocausten en ondanks het knagende gevoel dat hij onterecht van zijn kolonie is beroofd. Door zijn eigen onderdanen nog wel.
Dit is een hoofdstuk uit het te verschijnen boek ‘Vlaanderen voor Hollanders’.