Toen België in 1940 door Duitsland was veroverd vluchtte de regering naar Frankrijk en bleef de koning in België. Er ontstond discussie over wie de rechtmatige vertegenwoordiger was van het Belgische volk: de democratisch verkozen regering in het Franse stadje Limoges of de koning, die nu officieel krijgsgevangene was. Toen België bevrijd was en de regering terugkeerde draaiden de rollen om en ontstond de vraag of de koning mocht terugkomen of niet, aangezien hij heulde met de vijand. Het lukte de regering en het parlement niet om deze kwestie op te lossen en dus organiseerden ze het enige referendum in de geschiedenis van België.
Meer dan ooit tevoren bleek nu hoe verdeeld het land was. De katholieke Vlamingen stemden massaal vóór terugkeer van de koning, terwijl de socialistische Walen tégen waren. Er viel nog een regering en er werden nieuwe verkiezingen uitgeschreven. De katholieke monarchisten wonnen en vormden een meerderheidsregering zonder de socialisten. De koning mocht terugkomen om zijn troon te bestijgen.
De nipte minderheid van twee miljoen Waalse socialistische arbeiders werd zo keer op keer genegeerd. Stakingen en massabijeenkomsten waren in de zomer van 1950 aan de orde van de dag, om zo toch een tegengeluid te laten horen. Het ging niet langer alleen over de koning, een onafhankelijk socialistisch Wallonië was nu de inzet. De regering moest het leger inzetten om strategische punten te beschermen tegen wilde stakingen.
Meer dan ooit tevoren bleek nu hoe verdeeld het land was.
Op zondag 30 juli 1950 werden drie Waalse arbeiders doodgeschoten. Er ging een schok door het land. De revolutie bleef nu niet langer beperkt tot arbeiders maar begon brede lagen van de Waalse bevolking te beroeren. De geplande Mars op Brussel van 1 augustus leek steeds meer het begin van de Belgische Burgeroorlog te gaan worden.
In de nacht van 31 juli op 1 augustus bereikte de politieke crisis een hoogtepunt. Inmiddels was de katholieke regering ervan overtuigd dat de koning moest aftreden, maar hij wilde zelf van geen wijken weten. Het ging niet langer om de monarchie, het ging over de persoon van de laatste Leopold. In het voorstel zou hij zijn troon afstaan en reserveren voor zijn zoon Boudewijn. Maar Leopold III wilde zelf de touwtjes in handen houden.
De toenmalige premier ging all-in en bood zijn ontslag aan, samen met de rest van de regering, behalve de minister van Binnenlandse Zaken. Met nog enkele uren te gaan voordat het Waalse arbeidersleger de hoofdstad zou bestormen probeerden Leopold en zijn minister een nieuwe regering om zich heen te vormen, wat mislukte. De koning koos eieren voor zijn geld en deed troonsafstand. Dit nieuws werd om zeven uur ’s ochtends op de radio verkondigd en de vakbond beval zijn arbeiders om niet naar Brussel te trekken. De vrede in België was gered.
Parlementarisme
Sinds de Koningskwestie zijn referenda een taboe in België. Democratie heeft een nare bijsmaak gekregen. Als democratie betekent dat 51% zijn wil kan opleggen aan 49%, dan zal die 49% buiten het parlement van zich laten horen; en dat is letterlijk levensgevaarlijk. Niet democratie, maar parlementarisme is het nieuwe ideaal. Praten is altijd de oplossing.
Al pratend heeft België vele kwesties ‘opgelost’. We zijn zes staatshervormingen verder en de splitsing van België is zo goed als een feit. In de geschiedenis van Europa, waarin het komen en gaan van natiestaten tot op de dag van vandaag het nieuws beheersen, is België een voorbeeld van pacifisme. In de Belgische parlementen worden al pratend oplossingen bereikt die in andere landen -overal ter wereld en zeker in Europa- alleen gewapenderhand kunnen worden bereikt. Het is nu de vraag of Catalonië en Spanje op Belgische wijze uit elkaar gaan, of dat er ‘gewoon’ een burgeroorlog uitbreekt.
Meer Lezen?