Antwerpen is goed voor ons

Allez dan. Ik woon er nu zeven jaar, het is tijd om iets zinnigs te zeggen over Antwerpen. Geen gemakkelijke taak. ‘t Stad heeft me geroepen en ik ben gekomen. Meer uitleg is er niet. Ik kan liegen en zeggen dat het anders zit, maar het zit niet anders. Het is wat het is.

Na zeven jaar heb ik nog steeds niet veel gezien. ‘t Stad laat zich niet makkelijk pakken. Het verstopt zich. Een station, een kathedraal en een winkelstraat, daarmee moet de bezoeker het doen. Met gevels is er een doolhof gebouwd. De bezoeker, oorlogsvluchteling of dagjestoerist, wordt naar de rivier geleid. Het water is de inkomhal. Links de ondergaande zon, rechts de lichtjes van de Schelde. Wie goed kijkt ziet de eeuwig flakkerende vlam ergens in de wereldhaven. Heel Antwerpen is een gezwel dat aan de haven hangt.

Het gebouw waar je staat, zo weet iedereen, is ‘t Steen. Het is het oudste gebouw en staat daarom iets hoger. Ze hebben er onlangs iets lelijks tegenaan gezet, dat is spijtig. Onder ‘t Steen zit een put zo diep, dat niemand weet waar de bodem is. Echt waar.

Verdwalen in de straten van Antwerpen, zoals Wannes dat zo graag wou, is niet moeilijk. De straten lijken recht maar staan scheef. De stadskaart werkt met driehoeken, zoals een geslepen diamant. In het midden hebben ze een driehoek open gelaten. Dit is het stadspark. Als je je passerpunt in het midden van het Stadspark zet dan kun je de Ring tekenen.

Ik heb Antwerpen op de tast ontdekt. Straat per straat, wijk per wijk, kroeg per kroeg. Ik ben begonnen bij de Paardenmarkt en de Ossenmarkt. Als zuigeling van de Universiteit kwam ik zelden buiten de universiteitsbuurt. De buitenwereld kwam binnen via debatten in het R-gebouw, via Vlaamse politici die zich voor de studenten moesten verantwoorden voor al het water dat ze bij de wijn hadden gedaan.

Als ik het warme bad van de universiteitsbuurt uitstapte dan druppelde ik na op de Sint-Jacobsmarkt en de Rooseveltplaats. Ineens waren mensen niet meer wit en begin twintig. De kloof tussen Antwerpen en Vlaanderen is groot: wie in ‘t Stad wil wonen moet van vreemdelingen houden. Antwerpen is een wereldstad, dorpelingen moeten hun geel-zwarte vlaggen op de parking laten.

Wie Antwerpen ontdekt maakt een wereldreis. Alle nationaliteiten hebben in het centrum van ‘t Stad hun thuis gevonden. Vis die voor de kust van Marrokko wordt gevangen wordt de volgende dag in de Handelsstraat verkocht. Een vrouw die me bubble-tea verkocht moest gniffelen toen ik mijn bonnetje niet kon lezen omdat het Chinees voor me was. Ik begreep waarom Amerikanen zo dik zijn in een Joodse supermarkt en de obsessie van Afrikanen met vlees werd me duidelijk toen ik een slager binnenliep die alles behalve spiervlees verkocht. Toen Portugal kampioen werd kon ik uitwijken naar het Sint-Jansplein om in de EK-vreugde te delen. Er is niets ter wereld dat je niet in Antwerpen kunt kopen.

Behalve schone lucht. De prijs die je betaalt om in Antwerpen te wonen wordt uitgedrukt in levensjaren. Al het verkeer van West-Europa perst zich door dat kleine tunneltje onder de Schelde, vastzittende vrachtwagens vergassen de lucht. Binnen de ring zijn de bomen bijna op. Sinds ik er woon zijn de Italiëlei en de Charlottalei aan de beurt geweest. Prachtige lanen werden in ontheemd oorlogsgebied veranderd. Sommige Antwerpenaren zouden liever hun polsen doorsnijden dan nog één boom geveld te zien worden.

Oorlogsgebied. Dat is, au fond, wat Antwerpen altijd is geweest. De belangrijkste garnizoenstad van Noord-Europa. Een pistool gericht op Engeland, zoals Napoleon het omschreef. Moest het oorlog zijn, dan zou Antwerpen zich terug in zijn schild kunnen hijsen. Met een paar dynamietstaven kunnen de poorten worden afgesloten. Het treinspoor als stadswal, de autostrade als gracht en schutsveld. Strategisch gezien is er niets verandert.

Het is de nevel van een oorlog buiten de poorten die Antwerpen tekent. In de tijden van terreur patrouilleerden de soldaten door de straten. In de tijden van pandemie leek er in Antwerpen weinig aan de hand. Geen uitblijvende toeristenstromen, geen protesterende mensenmassa’s. De politietoren en de kathedraal helpen de Antwerpenaren herinneren trouw aan het gezag te blijven. De Jezuïten hebben ‘t Stad nooit verlaten, bij de Mariabeeldjes worden nog kaarsjes gebrand. Het gigantische gevangeniscomplex in de Begijnenstraat geldt als waarschuwing: wie ongehoorzaam is wordt niet buiten de stad gezet, maar nog dieper het labyrint in geduwd. Daar waar niemand je nog kan horen, behalve misschien de Minotaurus.

Voor wie zich netjes aan de regels houdt is Antwerpen veilig en goed. “Antwârpe. . gij zè ga veur mij” zingen de Antwerpenaren in de beide voetbalstadions. Antwerpenaar zijn is erkennen dat de stad groter is dan de som van zijn inwoners. Dat het heden een schaduw is van het verleden. Dat wij dwergen zijn op de schouders van reuzen. Antwerpen laat zich niet kennen op zeven dagen, en ook niet op zeven jaar.

Het inwendig ontdekken is niet voorbehouden aan nieuwkomers. Ook de Sinjoren ontdekken hun eigen stad gaandeweg. Waar groeiende steden uitwendig uitbereiden met nieuwe buitenwijken, wordt Antwerpen ontgonnen. ‘t Stad staat vol met monumentale gebouwen die al generaties leeg staan. Vol. Waar jonge steden hun kronieken bepalen aan de hand van nieuwe wijken, wordt in Antwerpen gerekend met het heropenen van monumenten. De Stadsfeestzaal in 2007, de Handelsbeurs in 2019, het Oude Justitiepaleis in 2022. Ondertussen staat het pand van de Nationale Bank leeg en ligt er nog een ongebruikt metrospoor onder de grond. Er is nog genoeg ruimte om door te groeien.

Het is niet moeilijk om goed te leven in Antwerpen. Achter de gevels van het labyrint liggen enorme herenhuizen klaar. Binnen is het warm en goed. In de videoclip laat de Antwerpse rapper Tourist LeMC een Antwerps huis zien. Houten vloeren, dambordpatroon in de ingebouwde keuken, verse croissantjes. Hij heeft er niet veel voor moeten doen. Wij begrijpen mekaar. Antwerpen is goed voor ons.

Wat is dat toch met Deventer?

Iedereen die ooit een Deventenaar heeft ontmoet kent het irritante chauvinisme dat die mensen hebben. Deventer dit Deventer dat, het houdt niet op. En dan die voetbalclub die geen twee seizoenen in de Eredivisie kan blijven… Wat is dat toch met dat dorp? Pardon, stad. Deventer is een zelfstandige stad. Wat wil dat zeggen? Nou,…

Het kan verkeren in Amsterdam

Telkens als ik naar Amsterdam kom is het anders. De laatste keer dat ik kwam was de stad opeens schoon. Er stonden Chinezen in de rij voor het visrestaurant, één van hen deed een beetje brutaal tegen een ober. Een nieuw ‘clean’ merk coffeeshops had de markt overgenomen: Amsterdam Genetics, wiet was een luxeproduct geworden…

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s